Voor de palpatie gebruik je de
anatomie atlas om zich een beeld te vormen van grootte, ligging en vorm van de
structuren. Zoek oriëntatie punten op in de atlas voor de te
palperen structuur (bij spieren ook de omliggende structuren).
Om het mogelijk te maken dat de docent de
lokalisatie en palpatie controleert, markeer je de gepalpeerde
structuur. (botpunten>kruisje; botstukken > omlijnt; spieren> stippelen
van de spierranden en pezen)
De spieren dienen in ontspannen toestand
gepalpeerd en gelokaliseerd te kunnen worden. Ter controle mag jede
patiënt/proefpersoon, de spier 1 x aan laten spannen (dit geldt voor de toets
situatie. In oefensituaties mag hij dit natuurlijk zo vaak laten doen als nodig
is om te oriënteren/lokaliseren en/of
zichzelf te controleren) Dit gebeurt aan het einde van de palpatie. Hierbij
geef je weerstand aan de te maken beweging, horende bij de functie van
de spier, waarbij hij de patiënt/proefpersoon de juiste instructie geeft over
de uitgangshouding (beginstand van de deelnemende botstukken aan de beweging).
Van de zenuwen en
bloedvaten dient de ligging/loop aangegeven te kunnen worden. Indien mogelijk
moeten de pulsaties van de arteriën gevoeld kunnen worden.
Palpatielijst
Benige palpaties:
·
Benige palpatie van de incisura
jugularis
·
Benige palpatie van de manubrium
sterni
·
Benige palpatie van de Corpus sterni
·
Benige palpatie van de processus xiphoideus
·
Benige palpatie van de Ventrale
ribverbindingen.
·
Palpatie van de arteria en vena axillaris
·
Palpatie van de arteria subclavia
·
Palpatie van de arteria femoralis
·
Palpatie van de arteria carotis
communis
·
Oriëntatie van de vena saphena magna
·
Palpatie van de lnn. cervicalis
·
Palpatie van de lnn. supraclaviculaire ruimte
·
Palpatie van de lnn. axillaire regio
· Palpatie van de lnn.inguinale regio
· Palpatie van de arteria en vena axillaris
BeantwoordenVerwijderenArteria palpeer je net achter de m.petoralis.
Vena orienteer je net achter de pectoralis, niet te voelen en het verloop is richting de binnenzijde van de arm naar de binnenhand.
· Palpatie van de arteria subclavia
palpeer je net achter het sleutelbeen naast de fossa jugularis
· Palpatie van de arteria femoralis
Breng je het bovenbeen in kleermakerszit houding, in de lies plooi net iets mediaal van het midden. Net onder de satorius.
· Palpatie van de arteria carotis communis
Je kan de puls voelen en lopen naast het strottenhoofd. Aan een kant palperen om flauwvallen te voorkomen. Net ventraal van de sternocleidomastoideus.
· Oriëntatie van de vena saphena magna
Oriënteren loopt aan de binnenzijde van de voetrug. Loopt voor de malleolus med. Via de binnenzijde van de scheenbeen binnenzijde van de knie naar de lies waar het uitmondt in de vena femoralis.
· Palpatie van de lnn. cervicalis
Je laat je patient zitten of eventueel in ruglig. Palpeer je aan posteriore en anteriore zijde van sternocleidomastoideus. Palpatie is met hele licht lichtdruk.
· Palpatie van de lnn. supraclaviculaire ruimte
Patient in ruglig en palpeer je supraclaviculair. Dwarze palpatie om te kijken of je verdikkingen voelt.
· Palpatie van de lnn. axillaire regio
Patient in ruglig en palpeer je een paar cm caudaal van de schouder, achter de pectoralis en hoog in de oksel.
· Palpatie van de lnn.inguinale regio
Patient in kleermakerszit en je palpeer je in de ingeniale regio